Kan niet, bestaat niet

Het is iets voor zevenen ‘s ochtends. Sinterklaas heeft zijn paard op stal gezet en slentert naar zijn kamer. Hij heeft blaren, zijn mijter knelt en zijn ogen vallen bijna dicht. Terwijl hij zijn kamerdeur opent, gaapt hij hardgrondig. Hoe lang houdt hij dit nog vol? Hij laat zich op bed vallen en sluit zijn ogen. Al die kinderen die cadeautjes willen en hobbelen over daken. Zwaaien, en dan met een diepe stem zeggen: ‘Dag, hoor.’ Hoe lang kan hij dat nog? Sinterklaas voelt een knoop in zijn maag. Er is er maar één die hem nu kan helpen. Het misschien nog wat vroeg, maar ze hadden ooit afgesproken dat ze elkaar altijd mogen bellen. 

Sinterklaas sleept zich naar zijn bureau, pakt de telefoon en draait het nummer. De kiestoon gaat vijf keer over, en dan hoort hij een slaperige stem: ‘Hallo?’ 

‘Dag mam,’ zegt Sinterklaas. ‘Met mij.’ 

‘Nicolaas, ben jij dat?’ 

‘Ja mam, ik ben het,’ zegt hij. ‘Sorry dat ik zo vroeg bel, maar ik heb je nodig.’ 

 ‘Ach, jongen,’ zucht zijn moeder. ‘Wat kan ik voor je doen?’

‘Gewoon even luisteren,’ zegt Sint. ‘Meer niet.’

‘Ik luister,’ zegt zijn moeder. 

‘Mam,’ begint Sinterklaas, en even weet hij niet hoe hij verder moet gaan. Hij slaakt een diepe zucht. Dan zegt hij: ‘Ik kan het niet meer. Elke avond het dak op, elke dag me op mijn paard hijsen, altijd maar lachen, altijd maar zwaaien, al mijn geld uitgeven aan cadeautjes voor kinderen. Soms voor hele stomme kinderen. Ik krijg blaren op mijn handen van de teugels, en een houten reet van het zadel. Het is verschrikkelijk koud en ik… ik word hier te oud voor.’ Hij zwijgt. 

Zijn moeder kucht voordat ze zegt: ‘Ik weet dat ik alleen maar hoefde te luisteren, maar ik wil hier toch wel even iets op zeggen.’ 

Sinterklaas weet wat er gaat komen en laat moedeloos zijn hoofd hangen. 

‘Nicolaas,’ zegt zijn moeder streng.

‘Ik kan het niet meer aan,’ onderbreekt Sinterklaas haar. ‘Ik kan het niet meer aan.’ 

‘Stel je in hemelsnaam niet zo aan. Je wordt te oud? Hoe oud denk je dat ik wel niet ben? 1771, Nicolaas. 1771! En zeg ik weleens dat ik het niet meer aankan? Nee. Ik maak nog steeds de wc schoon, verschoon mijn bed, doe boodschappen op Amerigo en ik lach nog steeds. Ik stook de kachel op als ik het koud heb en geef elk kind een aai over zijn bol. Kan niet bestaat niet, Nicolaas!’ 

‘Ja, mam,’ zegt Nicolaas gedwee. 

‘Schouders eronder, Nicolaas.’ 

‘Ja, mam.’ 

‘Dus, wat ga je doen vannacht?’ 

‘Cadeautjes bezorgen.’ 

‘Precies, je kan het dak op.’ 

‘Ja, mam.’ 

‘Gaat het nu weer een beetje?’

‘Ik geloof het wel.’ 

‘Mooi. Kan ik dan nu ophangen? Ik moet nog strijken.’ 

‘Succes,’ zegt Sinterklaas.

‘Dank je, jongen.’ Ze hangt op en Sinterklaas staart naar de hoorn. Hij weet dat ze gelijk heeft. Maar voordat hij zich opmaakt voor een nieuwe nacht, gaat hij op bed liggen en slaapt tot het avondeten. 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *