Ode II
Jij bent onzichtbaar, maar wel degelijk aanwezig. Je bent ongrijpbaar. Je bent spannend. Je bent spontaan. Je bent romantisch. Je bent vertrouwen. Je bent geborgenheid. Je bent onmisbaar. Je bent onvoorwaardelijk. Je bent hoop. Je bent overweldigend. Je bent intens. Jij bent thuiskomen. Jij bent veilig. Je bent geluk.
Jij bent de vlinders in mijn buik. De glimlach die ik niet van mijn gezicht krijg, en me kramp in mijn kaken bezorgt, maar het kan me niet schelen. Je bent het schokje door mijn lijf. Kippenvel op mijn armen. Je bent mijn hart dat overslaat. Je bent een brok in mijn keel. Je bent een traan van geluk.
Je maakt me gek, je maakt me misselijk. Je gaat door de maag. Je bent zoet. Je bent bonbons. Je bent ontbijt op bed. Je bent een diner bij kaarslicht.
Jij bent een cadeautje. Je bent rode rozen.
Jij bent het onderwerp van bijna ieder lied. Jij bent ons liedje.
Je bent er op het eerste gezicht, soms heb je langer de tijd nodig. Je grijpt me vast en laat me niet meer los. Jij bent de prins op het witte paard. Je bent de witte jurk en het zwarte pak. Je bent er in voor- en tegenspoed. Je bent er tot de dood ons scheidt.
Je bent een arm om me heen. Jij bent hand in hand. Een aai over mijn hoofd. Jij bent een knuffel.
Jij bent een verstolen blik. Een knipoog. Een glimlach. Een twinkeling in zijn of mijn ogen, of allebei. Je bent elkaar diep in de ogen kijken. Je maakt me blind. Je bent de roze bril waardoor ik kijk.
Je bent het mooiste wat iemand kan overkomen. Je bent er door alles heen, ook al is de wereld nog zo grauw en donker en vol ellende. Altijd weer duik je op. Je bent waarop de wereld draait. Je bent de bouwsteen.
Je bent samen. Je bent missen. Je bent delen. Jij bent een strandwandeling bij zonsondergang. Jij bent een zoen midden op straat, en iedereen mag het zien. Jij bent samen drinken uit een glas. Je bent samen een dekentje delen. Jij bent elkaar niets uit hoeven leggen. Jij bent zwijgen, en toch gezellig. Je bent voor elkaar zorgen. Jij bent precies op hetzelfde moment aan elkaar denken, twee zielen, een gedachte.
Je bent ‘stuur je appje als je thuis bent?’. Je bent ‘met jou kan ik de hele wereld aan’. Jij bent ‘zelfs een vuilniszak staat je goed’. Je bent ‘ik laat je nooit meer gaan’.
Jij bent de dingen die ik doe waar ik een hekel aan heb, maar híj vindt ze zo leuk. Je bent lachen om zijn grapjes, ook al zijn ze nog zo flauw. Je bent zijn trui die ik aan mag als ik het koud heb. Je bent elke top beklimmen, elk dal in, elke zee bedwingen, naar het einde van de wereld kruipen, voor hem. Jij bent alles voor elkaar over hebben.
Jij bent alles.
Jij bent de liefde.