Irritantje

De middag zit er bijna op. Sinterklaas zegt de laatste kinderen gedag en wil zich omdraaien om zijn spullen te pakken, als er een jongetje van een jaar of acht naar hem toe komt. 

‘Dag knul,’ zegt Sinterklaas. ‘Je bent net op tijd, ik zou naar huis gaan.’ Het kind kijkt hem zwijgend aan. Sinterklaas staart terug en zegt: ‘Ben je een beetje verlegen? Wil je soms wat kruidnootjes?’ 

‘Wie heeft die gemaakt?’ vraagt het jongetje. ‘Meneer Albert Heijn?’ 

Sinterklaas glimlacht. ‘Nee, jongen. Dat hebben de pieten gedaan.’ 

‘Mijn moeder zegt dat Albert Heijn dat doet.’ 

‘Ook,’ geeft Sinterklaas toe. ‘Maar deze hebben de pieten gemaakt.’ 

‘Mijn moeder zegt dat de pieten niet bestaan.’ Er vallen een paar donkere krullen over zijn voorhoofd, en het jochie gluurt omhoog naar Sinterklaas. Sinterklaas fronst zijn wenkbrauwen. ‘Natuurlijk wel,’ zegt hij. 

‘En mijn moeder zegt dat Sinterklaas ook niet bestaat.’ Sinterklaas fronst dieper.

‘Zo, zo. Zegt jouw moeder dat? En tegen wie sta je dan nu te praten, denk je?’ 

‘Tegen een verklede man,’ antwoordt het jongetje.

‘Ja, hè hè.’ Sinterklaas rolt met zijn ogen. ‘Ja, ik ben een man. En ja, ik heb me vanmorgen verkleed. Je denkt toch niet dat ik dag in, dag uit, in dit apenpakkie rondloop?’

‘Ik geloof niet meer in jou.’ Het jongetje slaat triomfantelijk zijn armen over elkaar. 

‘Ten eerste ben ik een u voor jou,’ zegt Sinterklaas. ‘En ten tweede, je moet niet geloven wat al die volwassenen je vertellen. Je ziet me, dus ik besta.’ 

‘Overdag heb je gewoon een baan,’ gaat het jongetje onverstoorbaar verder.

‘Maar dít is mijn baan!’ Wanhopig gooit Sinterklaas zijn armen omhoog. ‘Of nou ja, ik verdien hier geen geld mee, maar dit is wat ik doe. Ik klus ook weleens bij, ja, in Spanje. Als huisschilder. Ik moet jullie cadeautjes ergens van betalen.’

‘Mijn moeder zegt…’ 

‘Je moeder zegt zo veel!’ onderbreekt Sint het kind. ‘Ze zegt zeker ook dat ik niet over daken kan lopen?’ 

Het jochie knikt. ‘En ze zegt ook,’ zegt hij, ‘dat…’ Hij doet een stap naar voren en geeft een ruk aan Sinterklaas’ baard.

‘Au! Gloeiende, gloeiende! Ben je helemaal besodemieterd?’ Sinterklaas wrijft over zijn pijnlijke gezicht.

‘Zo hé, die zit nog best goed vastgelijmd.’ 

‘Hij zit niet gelijmd,’ snauwt Sinterklaas. ‘Wie denk je dat je bent, snotaap? Blijf met je vieze handen van me af, en laat me met rust. Ik ga naar huis, en vanavond krijg je niets in je schoen.’ 

Het jongetje haalt zijn schouders op. ‘Dat doet mijn moeder,’ zegt hij. 

‘Volwassenen!’ Woedend grijpt Sinterklaas zijn staf. ‘Ze verpesten alles! Dit is míjn feest. En van de kinderen.’ Hij zwaait vervaarlijk met zijn staf naar het kind. ‘Behalve van jou dan. Jij bent net zo erg als die grote mensen. Irritantje!’ Hij draait zich om en beent de kamer uit. Het jongetje kijkt hem grijnzend na.

De volgende ochtend zit het joch huilend aan het ontbijt. Er zat niets in zijn schoen. Sterker nog: zijn veters zijn eruit gehaald. 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *