De broek

Het is druk in de stad. Amsterdam is altijd druk, altijd al zo geweest, en het zal ook altijd wel zo blijven. Ik doe mijn boodschappen zo snel als ik kan, want ik houd niet van drukte. Ik loop door de Kalverstraat, mijn tassen dicht tegen me aan, uit voorzorg. Je weet het nooit zeker met dat gajes tegenwoordig. Ze gappen waar je bij staat. De Sloterdijksteeg kan ik al zien, en dan kan ik vlug doorsteken naar de Nieuwezijds Voorburgwal, weg van deze gekte. 

Ik hoor geroezemoes om me heen. Niet zo gek, maar het lijkt wel alsof er een opstootje is verderop. Het moet ongeveer bij de Dam zijn. Zal ik gaan kijken of niet? Mijn tas is zwaar, en hoewel ik het liefst naar huis wil, wint mijn nieuwsgierigheid het. Zou er soms weer iemand laveloos langs de kant van de weg liggen? Of is er iets gestolen?

Hoe dichter ik bij de Dam kom, hoe drukker het wordt. Het lijkt wel kermis. Mensen wijzen, smoezen, giechelen, of kijken geschokt. Wat is er in hemelsnaam aan de hand? Mensen drommen bijeen en het lijkt wel een wespennest. 

Dan, opeens, draait iedereen zich als één man om. Kijken ze nou naar mij? Ik zie tientallen nieuwsgierige ogen op me gericht, en het liefst wil ik wegrennen, naar huis. 

Maar dan zie ik tot mijn opluchting dat ze niet naar mij, maar naar een vrouw kijken die vlak langs me loopt. De hele Dam kijkt naar haar, en het lijkt haar niet te deren. 

Maar waarom toch? Ze lijkt een gewone vrouw, misschien wat verwaand met haar grote neus in de lucht. Verder zie ik niets bijzonders. 

Een onbekende vrouw naast me stoot me aan en zegt in plat Amsterdams: ‘Meid, ze het twéé benen, zie je dat? Ze het twéé benen!’ Natuurlijk, wil ik zeggen. Maar dan glijden mijn ogen over het lichaam van de vrouw, van haar kruin tot haar tenen. Nee toch. Dat kan niet! De vrouw, die zoveel bekijks trekt, heeft een bróék aan! Nou leven we niet meer in de Middeleeuwen, dat weet ik ook wel. Het is 1911, we zijn modern, maar een vrouw in een broek… 

Iedereen lijkt geschrokken, maar al gauw begint het gegiechel van wat zestienjarige meisjes, straatschoffies lachen en wijzen, en zelfs deftige beursklanten leveren commentaar en maken grappen. En alsof iemand een seintje geeft, rent plotseling iedereen achter de vrouw aan, en roept: ‘De broek! De broek! Daar hei je nou de broek!’ 

Ze lijkt het leuk te vinden, ze roept een paar keer: ‘Merci, merci beaucoup!’ Een Française dus. Maar als de heren hun brillen laten zakken om nog eens beter te kijken, wordt het haar te heet onder de duidelijk zichtbare voeten. Ze vlucht een taxi in, die onmiddellijk wegrijdt, het Rokin op. Een grote groep rent de auto nog achterna, maar de taxi is snel. De mensentroep druipt af, en langzaamaan gaat iedereen weer zijns weegs. Ook ik draai me weer om, de Kalverstraat in, op weg naar huis. 

Ik kan er nog niet helemaal over uit wat ik zonet heb gezien. Maar dat ik vanavond iets te vertellen heb aan tafel, staat als een paal boven water. Zou dit soms het begin zijn van een nieuw modetijdperk? peins ik. Nee, dat kan ik me niet voorstellen. Een vrouw in een broek, kom nou toch…

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *